De auto van de buren op vakantie is kapot, dus bieden we aan dat ze met ons meerijden. Met z’n drieën zitten we opgepropt voorin de auto. Op de achterbank zitten vier kinderen, die bijna te groot zijn om achterin te zitten, ingeklemd tussen de bagage van de vakantie. Ik rijd terug naar huis, heb het gevoel dat we moeten opschieten want het is druk in de auto. Maar ik heb de auto niet helemaal onder controle, we zwabberen een beetje. Ik voel de kritische blikken van de heren naast mij op de voorstoelen. Het begint te sneeuwen, de weg wordt glad, ik heb steeds minder controle. Een van de mannen maakt er een grapje over, maar ik kan de lol er niet van inzien. Ik verdedig mezelf door te zeggen dat de auto dingen doet waar ik geen controle over heb. We moeten een helling op en dat gaat maar net. Bovengekomen wil ik nog maar een ding, uit de auto. Ik merk dat ik bijna in mijn broek heb geplast en bedenk dat ik zo de auto weer in moet met de stank van urine om me heen. De mannen komen terug bij de auto, terwijl de kinderen nog op de achterbank gekruld zitten. Ik rij niet meer zeg ik. Ik zeg tegen de buurman jij mag rijden in onze auto.

En zo gaf ik het stuurwiel uit handen. Het stuurwiel van mijn leven, besefte ik toen ik onrustig wakker werd. Weer zo’n droom over rijden in een oncontroleerbare auto, waarin ik door blijf rijden omdat ik het gevoel heb dat ik door moet. In deze droom ben ik echter wel gestopt, maar in plaats van het stuurwiel weer te pakken en op een beter moment weer door te rijden, geef ik het stuur door aan een ander.

Ik lig in mijn bed, de onrust word minder. Ik word me bewust van mijn lichaam, warm onder de dekens. Mijn ademhaling en hartslag. En ik voel de spanning in mijn onderbenen. Net als de droom over de oncontroleerbare auto komt ook deze spanning me bekend voor. Doordat ik eerder tijd en aandacht aan deze spanning heb gegeven weet ik waar deze voor staat. Het mezelf voortstuwen, voort duwen, doorduwen. Voor mij geldt dat mijn lichaam een raadgever is. Als er iets pijn doet, kramp of jeukt, is het dus tijd om aandacht aan mijn lijf te geven, zodat het kan ‘vertellen’ wat ik nodig heb. Dus ik lig in mijn bed, voel mijn verkrampte onderbenen en herkende een patroon van mezelf voortstuwen. Wat zit er onder deze voortstuwende druk, vraag ik me af? Als ik nu stil sta en echt even stil ben, wat voel ik dan, wat weet ik dan en welke emotie brengt dat met zich mee? 

Ik voel dat ik bang ben. Ik ben nog niet zo lang geleden voor mezelf begonnen en het is spannend om niet te weten hoeveel geld er binnen komt om de rekeningen betaald te krijgen. Ik ben bang om niet genoeg geld te verdienen. Dat zit eronder, daarom duw ik mezelf voort in harder werken en meer doen, de angst voor tekort!

Ik voel mezelf al rustiger worden als ik dit weet. Weer zo’n signaal van mijn lichaam als ik op het juiste pad ben. Ik geef mezelf de opdracht met mildheid naar de angst te kijken, zonder deze weg te duwen. Het wordt steeds rustiger in mijn lichaam. Ineens komt er een ander gevoel in me op, een gedachte die sterker wordt, de volgende stap om te gaan zetten waarbij ik het stuurwiel weer beetpak. Rustig stap ik uit bed, klaar voor de dag.